Als de nacht valt in je leven
En je voelt je kil en koud,
Zou er iemand om je geven,
Is er één die van je houdt?
En je weet niet waar je heen moet,
Met je zorgen en je pijn
Weet niets beters te verzinnen,
Dan hier maar alleen te zijn…
En je zou wel willen schreeuwen,
Mensen help, ik red het niet,
Maar het duurt zo lijkt het eeuwen,
Voordat iemand jouw nood ziet…
En je weet niet waar je heen moet,
Met je zorgen en je pijn,
Weet niets beters te verzinnen,
Dan hier maar alleen te zijn…
Ben je helemaal vergeten,
Wat je vroeger hebt gehoord,
Eens heb jij toch ook geluisterd,
Naar de lofzang en Gods Woord?
Toen je jong en onbezonnen,
Dacht je eigen weg te gaan,
Is Hij aan je blijven denken,
Is Hij naast je blijven staan!
't Is de Heer, van dood en leven,
die je moeilijkheden ziet,
Hij heeft alles eens gegeven,
Staat je bij, ook in 't verdriet!
Ja, op Hem kun je vertrouwen,
Hij blijft altijd jou nabij,
't is de Rots om op te bouwen,
Hij wijkt nimmer van je zij!
Afscheid van een droom
Ik wil niet meer
huilen
ik ben het huilen moe
maar van binnen schreeuw ik
tot het laatste toe
Ik zal afscheid moeten nemen
afscheid van wat nooit was
alleen
de wens zal achterblijven
de hoop vervlogen, de toekomst
belast.
Ik zal moeten accepteren
wat ik eigenlijk al wist
maar keer op
keer werd hoop geboren
‘t is afgelopen, de laatste kans
gemist
Oh God, leer mij toch te dragen
de pijn en het verdriet
Ik wil
Uw weg gaan, ja vertrouwend
maar ik faal steeds, ik kan het
niet
Geef mij toch de rust van binnen
Ik ben moe van 't strijden, Heer,
'k ben moe…
Leer me te zeggen dat het goed is
Troost me,
leidt me, bij alles wat ik doe.
Naastenliefde
Het
kost niet zoveel iemand een glimlach te schenken,
of je hand op te steken voor een vriendelijke groet.
Zoiets kan opeens de zon laten schijnen,
in het hart van de mens, die je zomaar ontmoet.
Het kost niet zoveel een hand uit te steken,
om een ander een beetje behulpzaam te zijn.
Een dankbare blik is vaak de beloning,
al was de moeite voor u maar klein.
Het kost niet zoveel om je hart te openen,
voor de mens om je heen in vreugd en verdriet.
Wees blij dat je zo wat kan doen voor een ander,
of is die ander je naaste soms niet?
Het kost maar heel weinig, je arm om een schouder,
of alleen maar de zachte druk van een hand.
Het is vaak voor de ander of hij even
in een klein stukje paradijs belandt.
O, die vriendelijke glimlach, dat eventjes groeten,
die arm om een schouder, de hulp die je bood.
Het kost allemaal bij elkaar zo weinig,
maar in wezen is het ontzaglijk groot!
Woorden
De zee
Ik sta aan het strand
En zie de grote
wijde zee
Wieg met de golven mee
Mijn voeten zakken in het zand.
Ik geniet van
het golvenspel
Dat steeds weer anders wordt
Soms hoog en
breed, soms kort
Soms langzaam, soms ook snel.
Het blijft mij
maar boeien
En vraag me af hoe het kan
Ik krijg er nooit
genoeg van
Het water blijft aldoor stoeien.
Prachtig deze
grote blauwe zee
Uren kan ik er naar staren
In gedachten
verzonken
In mijn hart een stille bee.
Stil word ik
van de grootheid
Van al dat bruisende water
Van het
bulderende geklater
En ik denk aan Gods Majesteit
God die dit alles gemaakt heeft
Zee, land, lucht en winden
In de natuur is ook Hij te vinden
God is het die ons dit alles geeft.
Troost
Stil maar Mijn kind - Ik weet
van je verdriet,
Huil nu maar uit, je hoeft niet
flink te wezen.
Het zal wel duren, voor je wonden zijn
genezen:
Ik weet het. Droeg Ik al de smart der wereld niet?
Stil maar Mijn kind - Ik weet wat je behoeft:
woorden van
troost, doen om een uitleg vragen,
een arm die steunt en die
je last helpt dragen,
een hart dat mee schreit om wat jou
bedroeft.
Stil maar Mijn kind - de nacht gaat weer voorbij.
Ik
strooi het licht uit, waar je voeten lopen,
Ik doe de dichte
deur weer voor je open.
Ik ben er altijd, vertrouw maar op
mij.
Stil maar Mijn kind
- Ik geef je troost en moed.
meer dan een moeder aan haar
kind kan geven,
Jouw naam staat in Mijn handpalmen geschreven:
Ik schreef de letters met Mijn eigen bloed...
Wederopstanding
God zal mij eenmaal wekken uit de dood;
en wat geen mensenoog ooit mocht aanschouwen,
geen
oor mocht horen (zo onzegbaar groot
is ’t wonder dat
Hij ons wil toevertrouwen)
dat heeft Hij voor Zijn
kinderen bereidt,
en ik zal leven tot in eeuwigheid!
Zoals de tarwekorrel wordt gezaaid,
ontkiemt en groeit en wordt opnieuw geboren,
en als
een rijpe aar wordt afgemaaid,
zo gaat mijn lichaam
niet voorgoed verloren:
ik zal verheerlijkt opstaan
in het licht
en eeuwig leven voor Gods aangezicht!
Er zijn veel
dingen die ik niet versta:
de taal van vogels, vissen
en van bloemen,
het einde van de weg waarop ik ga,
de nieuwe naam, waarmee God mij wil noemen,
maar dit
weet ik met grote zekerheid:
wie God belijdt, leeft
tot in eeuwigheid!
Herinnering
Het blijft zo pijnlijk
zo tastbaar dichtbij
en
elke nieuwe dag
voel ik u nog bij mij
Tijd die verstrijkt
en toch went het niet.
Ik moet nog zo leren,
leven met m`n verdriet.
Het voelt zo anders
zo onheilspellend kil.
Mijn leven verandert
zonder dat ik het wil.
Niets is terug te draaien.
Ik mis uw lach
en uw traan,
ik ben nog steeds verbaasd
waarom het zo
moest gaan.
Toch moet ik wel verder
alles gaat gewoon
door.
Alsof u niet bestaan hebt
maar ik weet wel beter hoor.
M`n hart draagt u bij me.
Uw stem streelt
mijn oor.
Uw beeld nog zo glashelder,
het is of ik u praten
hoor.
U hebt steeds een ereplaats,
in mijn hart
en in mijn hoofd.
Terwijl de tijd mij ongewild
van uw heldere
beeld berooft.
Elke avond bekijk ik uw
foto
en wens u goede nacht
bid dat het u
goed mag gaan
en dat ik u elk moment verwacht!
Het onbekende jongetje
Je was zo lief, zo heel
spontaan
met blije ogen keek jij mij aan,
je sloeg je armen om
mij heen
jouw leuke lach, voor mij alleen.
Toch had ik jou nog
nooit gezien
en na vandaag, nooit meer misschien,
maar jij
maakte iets los in mij
jouw warmte maakte mij zo blij.
Diep in gedachten ben ik gegaan
terug
naar huis, bij jou vandaan,
ik heb jouw naam niet eens gehoord,
maar men noemt jou "geestelijk gestoord"
gehandicapt, dus "onvolmaakt?"
toch is er Één die over jou waakt.
Gods liefde was 't wat ik zag,
weerspiegeld in je ogen, in jouw gulle lach.
Telkens weer kwam je bij me staan
en jij,
jij keek me werkelijk aan.
Hoe vaak gebeurt het dat we mensen
ontmoeten,
ze geven je een hand, al starend op hun voeten
en
of je nu blij bent, of vol van verdriet,
ze hebben geen interesse,
ze merken het niet.
Ze hebben geen warmte om weg te geven
hun
harten zijn koud, evenals hun leven.
Het is mijn verlangen te zijn zoals dat
kind,
eenvoudig, spontaan en door God bemind.
Een liefde die
straalt uit mijn ogen
en een hart vol vrede en mededogen.
Dat
kind is in Gods ogen volmaakt,
gehandicapt ben je pas dan,
als Gods liefde je hart niet meer raakt.